Het basisinkomen… wie durft?
We bevinden ons op de grens van twee radicaal verschillende tijdperken. Met één been nog in het industriële tijdperk, en het andere reeds in het digitale tijdperk. Nauwelijks bekomen van een forse crisis staan de werkeloosheidscijfers nog steeds onder druk en blijkt uit Amerikaans onderzoek dat 47 procent van de banen door robotisering zal verdwijnen.
Minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken sloot hier in September 2014 op aan tijdens een congres in Den Haag. Hij vindt het zeker niet denkbeeldig dat robots en machines zo veel menselijke arbeid overnemen, dat er dan onvoldoende betaald werk is voor iedereen. Op de vraag van een journalist of het dan geen tijd wordt voor een basisinkomen* zei Asscher dat hij zover nog niet wilde gaan. Vraag is of dat terecht is?
Het basisinkomen
Het idee rond het basisinkomen is niet nieuw. De filosoof Thomas Paine en de econoom Milton Friedman, nota bene voorvechter van het vrije marktkapitalisme, dachten er ruim 200 jaar geleden al over na. In Nederland werd het reeds in 1968 door de werkgroep 2000 onder de aandacht gebracht. Inmiddels staat de discussie omtrent het basisinkomen weer nadrukkelijk op de agenda.
Iedere burger gratis geld van de overheid. Zomaar. Zonder verplichte arbeidsprestatie. Het lijkt te mooi om waar te zijn zullen sommigen denken. Voor anderen is het wellicht een gruwel, zomaar gratis geld zonder er voor te werken!
Bezwaren en voordelen basisinkomen
Er zijn in eerste aanleg wel mogelijke bezwaren te bedenken. Een belangrijk bezwaar is de gedachte dat mensen, als ze een basisinkomen genieten, minder gaan werken. Het Mincome-experiment in Canada (1974) liet zien dat mensen inderdaad zo’n 5% tot 10% minder gaan werken. Mensen gebruiken deze extra tijd overigens wel effectief. Er is een toename in het vrijwilligerswerk te zien wat een prima bijdrage is aan de participatiemaatschappij. Ook studeren mensen langer, proberen een betere baan te vinden en doen meer huishoudelijk werk. In Namibië leidde een soortgelijk experiment tot meer economische activiteit. Het lijkt er dus op dat de intrinsieke motivatie om te werken door het basisinkomen niet afneemt.
Een ander mogelijk bezwaar is de financiering, hoe gaan we het betalen? Het blijkt nog niet gemakkelijk goede voorbeelden van een sluitende begroting hierover te vinden. Wel lijkt het er op dat onderzoekers het er steeds meer over eens zijn dat de kosten van een basisinkomen opwegen tegen de kosten van ons huidige sociale stelsel. De vele soorten uitkeringen, toeslagen, studiebeurzen, kinderbijslagen, etc., de discussies hierover en regelmatige wijzigingen vergen een enorm controleapparaat. Als we dat niet meer nodig hebben blijft er voldoende geld over om iedereen van een basisinkomen te voorzien.
Nog een sterk voordeel. De invoering van een basisinkomen bestrijdt ongelijkheid en maakt korte metten met de betutteling van de verzorgingsstaat. Het levert minder stress op voor mensen met een uitkering die gedwongen worden te zoeken naar werk dat er in toenemende mate niet is.
Zowel in progressieve als conservatieve kring zijn voorstanders van het basisinkomen te vinden. Op links is men enthousiast omdat het een grote mate van herverdeling betekent. Op rechts kan men tevreden zijn omdat het de rol van de overheid verkleint. Vanwaar dan nog geaarzeld zou je denken.
Politieke moed
Er is inmiddels voldoende (empirisch) bewijs dat de invoering van het basisinkomen positief ondersteunt. Helaas is geen enkel experiment doorgezet, wat overigens niet ligt aan de enthousiaste deelnemers, maar aan het gebrek aan politieke wil. In de Verenigde Staten en Namibië deden regeringen niets met de resultaten van de experimenten. Hetzelfde gold voor Canada waar de onderzoeksresultaten rechtstreeks in een archief werden weggestopt en pas in 2009 dankzij onderzoeker Professor Evelyn Forget weer boven tafel kwamen.
De aarzeling heeft m.i. te maken met het ontbreken van politieke moed. We moeten niet onderschatten dat het basisinkomen indruist tegen iets dat diep in onze samenleving verankerd is, namelijk dat iedereen verantwoordelijk is voor zijn eigen levensonderhoud en dat werken een deugd is. Bovendien kent de uitwerking van een basisinkomen vele politieke valkuilen omdat er grote morele vraagstukken achter zitten. Is de groeiende vermogensongelijkheid te stoppen? Wanneer is sociale gelijkheid rechtvaardig? Hoe hoog moet zo’n basisinkomen zijn? Hoe gaan we het invoeren? Hoeveel kleiner gaat de overheid dan worden? Achter dit soort vragen moet een duidelijke en overtuigende visie zitten en sterk leiderschap dat verder dient te gaan dan de vraag over eventueel electoraal gewin of verlies. Met het ter discussie stellen van dit soort morele vraagstukken kun je als politieke partij enorm op je bek gaan. Dus wordt de discussie (nog) niet gevoerd.
Basisinkomen… wie durft?
De druk om iets te gaan doen loopt op. Actie vanuit Den Haag is dringend nodig wil men niet ingehaald worden door de initiatieven die overal in de samenleving plaatsvinden. Het Europees Burgerinitiatief voor het basisinkomen haalde 285 duizend handtekeningen op in Europa, in Zwitserland wordt in 2016 gestemd over invoering van het basisinkomen. Op 19 maart j.l. deed de Basis Inkomen Partij (BIP) in vier plaatsen in Nederland mee aan de gemeenteraadsverkiezingen. Politieke durf is aanwezig op gemeentelijk niveau zoals in Groningen, Leeuwarden, Tilburg, Nijmegen. Overal in het land starten burgers, verenigingen en politieke partijen experimenten met een basisinkomen.
Noot
*Een basisinkomen is een inkomen, gegeven of gegarandeerd door de overheid aan de burgers. Het is hoog genoeg om zonder luxe van te kunnen leven.
Deze column verscheen eerder op Managementsite.nl
0 antwoorden
Stuur mij een e-mail als er vervolgreacties zijn.Stuur mij een e-mail als er nieuwe berichten zijn.